Gebruik van Fake ID

Hoi allen,

ik ben bekend met het gebruik van een “fake” (BAG) ID in de BGT voor nieuwe panden. Dit is voor zover mij bekend altijd gemeentecode + 10 + 12 nullen (totaal 16 cijferig). Volgens mij is dit een soort werkafspraak maar ik kan er geen officiële site vinden waar dit in staat.

Een klant van ons heeft gevraagd of wij de laatste 0 kunnen veranderen naar een 1 bij het aanleveren van nieuwe BGT panden in stuf-geo xml. Nou kan dat technisch natuurlijk, maar mag dit ook volgens de regels? En waar kan ik dit soort regels vinden?

Ik maak me zorgen of het kwaliteitsdashboard dit soort ID’s wel pakt of hier gewoon een melding van geeft dat het ID niet voorkomt in de BAG.

De reden dat de klant ons dit vraagt is omdat zij het voor mekaar hebben gekregen een pand met “fake” ID in de BAG applicatie op te voeren (dus eindigt op 0). Dat pand is al op ten onrechte opgevoerd gezet, maar iedere keer als wij nieuwe BGT panden aanleveren dan piept het kwaliteitsdashboard omdat wij nieuwe BGT panden met een “fake” ID aanleveren (dus eindigend op 0).

Iemand enig idee wat wel of niet kan/mag/werkt?

De officiële standaard van de BGT, waar in staat ho de ID in elkaar zit, staat hier: https://docs.geostandaarden.nl/bgt/def-im-gcbgt111-20130700/doc.pdf. Hoofdstuk 3.10.

De BGT-objectidentificatie (object-ID) hanteert de richtlijnen van NEN 3610:2011. Aan elk object wordt een uniek identificatienummer toegekend, dat uit twee delen bestaat: een namespace en een identificatiecode. Zolang het object bestaat, mag dit ID niet veranderen. Vanwege de samenhang tussen de BGT en IMGeo wordt één notatiewijze voor het object-ID voorgeschreven. De BGT hanteert voor het eerste deel, de namespace, NL.IMGeo. Het eerste deel is daarbij landcode, gevolgd door een punt. Het tweede deel is de code voor het sectormodel. Het derde deel bestaat uit vijf alfanumerieke posities, die zijn toegekend aan de bronhouder, die het object voorziet van een ID. Voor de duidelijkheid: hier moet altijd de bronhouder worden ingevuld en niet de eventuele inwinnende instantie, die dit namens de bronhouder uitvoert. De bronhoudercode wordt uitgegeven door de beheerder van de Landelijke Voorziening. Het vierde deel moet het object per bronhouder uniek identificeren. Hiervoor dient gebruik gemaakt te worden van een UUID. Dit is een getal van 32 cijfers (plus eventueel vier streepjes), opgedeeld in een opeenvolging van hexadecimale noteringen (0-9 en a-f).

Waar het kwaliteitsdashboard over gaat klagen weet ik niet precies, er zijn vast anderen hier die dat weten.

Formeel gezien volgt de BGT de BAG. We hebben daarom de kwaliteitseis dat ieder pand in de BGT een relatie met een pand in de BAG heeft. De relatie verloopt via het BAG-id. Dus ander gezegd, mogen er geen BGT-panden voorkomen met een BAG-id dat niet bestaat. Deze kwaliteitseis wordt gemeten met de indicator ‘BAG pand ontbreekt’ in het BGT-kwaliteitsdashboard.

Desondanks blijkt in de praktijk dat veel bronhouders hun proces anders hebben ingericht. Vaak voeren zij mutaties door in de BGT, vaak op basis van signalen van luchtfoto’s. Deze worden dan eerst in de BGT verwerkt, en pas enige tijd later in de BAG. Op het moment dat het pand in de BGT wordt geregistreerd is er nog geen BAG-id. Dit leidt tot een bevinding in het dashboard.

Het ‘fake’-id, we spreken meestal over dummy-id, wordt oogluikend toegestaan. Echter, omdat de discrepantie niet wenselijk is, werd er in het verleden geen werkafspraak over gemaakt.

Het BAG-id bestaat uit 16 cijfers. In de praktijk zien we verschillende voorkomens, vaak 16 nullen, 16 negens of een ID bestaande uit gemeentecode(4)+10(pand)+10 nullen. Wellicht heeft dit laatste onder bronhouders tot een soort afspraak geleid, maar deze is dus nergens geformaliseerd. En ieder BAG-id dat niet in de BAG voorkomt, leidt dus inderdaad tot een bevinding.