Een alternatief is het gebruik van de BRT. Daarin kun je plaatsnamen vinden als plaatsvlak van type woonkern, gehucht en buurtschap. De onderverdeling van deze plaatsen vind je er als plaatsvlak van type stadsdeel, wijk, buurt en deelkern. Deze zijn gemakkelijk te koppelen, want de subtypes (stadsdeel, wijk, buurt en deelkern) vallen altijd binnen het vlak van een hoofdtype (woonkern, gehucht of buurtschap). Plaatsvlakken zijn vervolgens weer te koppelen aan de gemeentevlakken (registratief gebied van type gemeente).
Belangrijk om te weten: de plaatsvlakken in de BRT dekken niet het hele grondgebied van de gemeente af, zoals de Wijk- en buurtindeling van het CBS, maar alleen de plaatsen zelf, d.w.z. de bebouwingskernen. Woonkernen bijv. omvatten de bebouwde kom van een plaats. De stadsdelen, wijken, buurten en deelkernen vormen de onderverdeling van deze plaatsen. Dit sluit meer aan bij de werkelijkheid. In het buitengebied is er immers geen sprake van wijken en buurten.
Maar goed, de vraag is wat het doel is van de koppeling en wat je met de data wilt doen.