Het valt mij op dat gemeenten heel verschillend omgaan met de opvoer van bovengrondse parkeergarages als pand(en) in de BAG. De ene gemeente ziet de hele parkeergarage als pand, de andere alleen het portierslogé en de ander de liftschachten en portierslogé.
Bovengrondse parkeergarage 1: Boven 't Y, Buikslotermeerplein 237, Amsterdam
Volgens de praktijkhandleiding zou alleen dat laatste juist zijn, als ik hem goed interpreteer. De garage zelf is open en voldoet daarom niet als pand, dus dan zouden alle gesloten constructiedelen binnen de garage als apart pand moeten worden opgevoerd (inclusief liftschacht?).
Vanuit het oogpunt van een burger, maar ook bijvoorbeeld voor de 3dbag, zou het dan weer wenselijk zijn om een dergelijke constructie volledig als pand te zien.
Mijn vragen zijn: wat is de juiste wijze van het opvoeren van een bovengrondse parkeergarage? Hoe kan er meer uniformiteit worden gecreëerd?
Het klopt dat alleen bouwwerken met ‘dichte’ wanden als pand aangemerkt mogen worden in de BAG. Dit heeft inderdaad als gevolg dat een groot maar open bouwwerk niet in de BAG wordt geregistreerd. Vanuit de BAG regelgeving gezien is het die zin juist een uniforme toepassing van de regels dat open parkeergarages niet en dichte parkeergarages wel als pand in de BAG worden geregistreerd.
Wanden van roosterwerken en gaasafzettingen zijn hierbij voor de BAG geen dichte wanden. Persoonlijk kan ik me wel vinden in de keuzes die gemeenten gemaakt hebben bij de afbakening. In het eerste voorbeeld is er niet duidelijk sprake van open wanden. Bij het tweede en derde voorbeeld ligt het wel voor de hand de wanden als open te zien. Gezien de grote verscheidenheid aan verschillende soorten parkeergarages met een verschillende mate van openheid, is het op dit moment niet mogelijk alle parkeergarages op één uniforme manier in de BAG te registreren.
"Ruimten, die plaatselijk van de buitenlucht zijn gescheiden door een hek, roosterwerk of gaasafzeting, zoals half verdiepte parkeergarages en opslagruimten voor gasfessen, worden daarentegen (zie 2.1.2) wel als gebouwgebonden buitenruimten opgevat. "
De term ‘gebouwgebonden buitenruimten’ kende ik nog niet, maar zo te lezen worden daar overkappingen als carports in ondergebracht. Dat hoort niet bij de pandafbakening.
Uit de opbouwfase van de BAG meen ik mij te herinneren dat een Pand behalve ‘toegankelijk’ ook ‘duurzaam verblijf’ van mensen mogelijk moet zijn. Daarmee zou de liftschacht worden uitgesloten. Desalniettemin kan ik dat ‘duurzaam verblijf’ niet meer terugvinden in de catalogus 2018. Is de liftschacht dan nu weer wel een apart Pand volgens de BAG?
hoe dan wel?
Als je dan als bronhouder tot de conclusie komt dat een parkeergarage ‘open’ is en daarmee geen BAG-pand (op de portiersloge en eventueel liftschacht na). Dan wil je toch wel de ‘parkeergarage’ an sich registreren? Immers, het is geen braakliggend terrein; open of gesloten verharding; of waterdeel. Wellicht biedt de OCO Overige constructie in de BGT-IMGEO dan een uitweg. Al begrijp ik ‘abstract objecttype’ niet precies. Het lijkt erop dat het wel een ‘gebouwd object’ is, dat niet onder de definitie NEN3610 Gebouw valt.
Ik zie geen uniforme toepassing. Voorbeeld 1 is heeft toch geen dichte wanden (op diverse plekken hek/gaaswerk in de buitengevel toegepast) tevens is de dakconstructie niet dicht? Alle drie voldoen niet aan pandcriterium 5: “Een pand moet bij de totstandkoming over de volledige hoogte zijn omsloten door wanden en een dichte dakconstructie hebben.” In de toelichting: “Hekken, roosterwerken en gaasafzettingen zijn op grond van NEN 2580:2007 wel permanente openingen.”.
Het lijkt mij ook het meest logisch dat deze drie bovengrondse parkeergarages in deze categorie vallen. De vraag resteert dan of het portierslogé en de liftschachten wel een pand zijn.
Een aantal uitzonderingen voor publieke liften e.d. zijn in BAG 2.0 vervallen. De liftschachten voldoen in die zin aan alle pandcriteria.